Zacht trekt de wind over de wervels
van mijn licht gebogen huid, ademt
dwars door de onbesproken stilte, landt
ergens tussen denken en verlangen naar,
de hand in mijn rug, alles wat ik dacht te weten,
de dagen dat het er iets toe deed.
De warmte vouwt zich troostend om de vragen
die er altijd waren, het antwoord in gebaren die
ik niet verstond.
Besef spoelt af en aan zonder me te raken, toch
houd ik steeds mijn adem in. Dan laat ik mijn
gedachten los net voordat ze vallen.
Vanaf hier ben ik niet wat ik verloor.